EGMONT IN THE PRESS - Source : De Standaard
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=EQ37RK57&word=Coelmont
26 March 2011

Improvisatie enkel goed voor sensatie

EERSTE LESSEN NA EEN WEEK LIBIE

Er is al eerder op gewezen dat Europa in gespreide slagorde het probleem Khadafi aanpakt. JO COELMONT betreurt dat, vooral omdat hij vreest voor de gevolgen van een ontbrekende globale visie.

De operatie-Libië loopt nu een week. Om de kansen op succes voor een militaire interventie maximaal te vrijwaren moet een aantal vuistregels worden gerespecteerd. Zo is klaarheid over de militaire taken, over de Rules of Engagement en eenheid van commando essentieel. De troepenmacht moet beschikken over afdoende capaciteiten en over snel inzetbare reserves om het hoofd te bieden aan alle denkbare scenario's. Ook de civiele aspecten moeten op eenzelfde wijze worden benaderd. Op politiek vlak moet de uiteindelijke doelstelling - de End State - eenduidig worden afgebakend. Een concreet politiek stappenplan moet dit onderbouwen. Om duurzame resultaten te bereiken, moet de militaire interventie een onderdeel vormen van een globale politieke visie, van een overkoepelende strategie. Ten slotte is de steun nodig van de publieke opinie, zowel op het terrein als op het thuisfront. De ervaring leert dat hiaten van welke aard ook - militair, civiel of politiek - falen waarschijnlijker maken dan slagen. Wazige verklaringen kunnen een en ander tijdelijk verdoezelen. Maar op het terrein telt enkel de realiteit en de publieke opinie doorziet vlug loze beweringen. Wat voorgesteld wordt als een constructieve ambiguïteit blijkt vlug destructief te zijn. Klaarheid is een absolute vereiste, zowel voor de publieke opinie als voor de militaire planners.

Ruimte voor interpretatie

Iedere crisis heeft eigen kenmerken. Zowat heel de wereld - ook de directe buur Europa - werd verrast door de recente ontwikkelingen binnen de Arabische wereld en in het bijzonder door de gebeurtenissen in Libië. Opvallend was de snelheid en de eensgezindheid waarmee de internationale gemeenschap Kadhafi desavoueerde. Hier schuilt een eerste ambiguïteit. Het was een eensgezindheid die werd gedeeld door zowel landen die beogen om de omwentelingen in de regio te ondersteunen als door landen die de stabiliteit van een status-quo (sic) verkiezen.

De resolutie 1970, waarbij de kwestie-Libië naar het Internationaal Strafhof wordt verwezen, past in beide opties. In een volgende fase wordt het moeilijker. Om de opmars van de opstandelingen te ondersteunen pleitten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk voor een no-flyzone. Dit heeft enkel zin als het uitschakelen van de luchtmacht van Kadhafi het einde inluidt van zijn militair overwicht en het einde van zijn machtsbasis. Anders worden de landen die de no-flyzone verzekeren stille getuigen van massale schendingen van mensenrechten aangericht door acties op de grond, zoals in Bosnië.

Vandaar dat in de VN-resolutie 1973 de no-flyzone enkel een onderdeel is, naast het wapenembargo. Veruit het belangrijkste in deze resolutie is de toestemming om 'alle nodige maatregelen te nemen om de burgerbevolking te beschermen'. Dit gaat veel verder, maar hoeveel verder? Houdt dit de vernietiging in van de volledige militaire capaciteit van Kadhafi? Houdt dit in dat luchtsteun kan verleend worden aan oprukkende opstandelingen? Kunnen buitenlandse grondtroepen ingezet worden met als taak de burgerbevolking te beschermen? Enkel a foreign occupation force is expliciet uitgesloten. Technisch zijn dat strijdkrachten die ter plaatse blijven zonder in te staan voor specifieke gevechtsopdrachten. Wie volgt deze interpretatie? En wie mag interventiestrijdkrachten leveren? De resolutie laat dit over aan de landen, aan regionale organisaties of, nog, aan coalities. De ambiguïteiten vervat in de resolutie geven aldus een soort interpretatierecht aan de landen die militair tussenbeidekomen. Heel wat commentatoren stellen de resolutie 1973 gelijk aan een mandaat om een vrij onschuldige no-flyzone op te zetten. Niet te verwonderen dat bij een concrete interpretatie van de resolutie de zo geroemde internationale solidariteit onder druk komt te staan en dat bij de publieke opinie vragen rijzen.

Globale strategie ontbreekt

Welke lessen kunnen we nu al trekken uit deze initiële fase van het conflictbeheer? Militair is de eerste week van de operaties een succes. De nodige militaire middelen om de luchtafweer van Kadhafi te neutraliseren werden vlug bijeengebracht door Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en vooral door de VS, de omknelling van Benghazi werd ongedaan gemaakt en de no-flyzone ingesteld. Voor de aansturing (commando en controle) werd geïmproviseerd. De VS wensen niet het voortouw te nemen en kijken in de richting van de Europese landen. Hoewel er een gezamenlijk militair optreden was, verliep de transatlantische politieke dialoog niet binnen de Navo, wel tussen de hoofdsteden van de willing nations. De politieke aansturing van het militaire luik zal dan ook daar worden uitgeoefend. De Navo wordt vooruitgeschoven als een technisch uitvoeringsorgaan. Haar vlag wordt niet overal even nuttig geacht. De militaire taken variëren van land tot land: van embargo over no-flyzone tot bescherming van de bevolking, voorlopig enkel met luchtmachtmiddelen en de inzet van missiles. Wat grondtroepen betreft worden meerdere opties opengehouden. Het is niet duidelijk hoe lang de operatie zal duren.

Op politiek vlak is de EU ditmaal minder verdeeld dan bij de inval in Irak. Totale overeenstemming is er evenwel niet. Frankrijk en VK nemen het voortouw, andere landen zoals België volgen, nog andere zoals Duitsland onthouden zich. Anders dan in het verleden werd vrij vlug gereageerd. Maar er is geen sprake van een preventief optreden, bijna van een laattijdige interventie. Er is een politiek gewenste End State: het verwijderen van Kadhafi. Een concreet politiek stappenplan om dat te bereiken ontbreekt. Voor een duurzame oplossing, na de militaire fase, is niets uitgewekt, noch voor Libië, noch voor de regio.

We worden hier geconfronteerd met symptomen die alle in eenzelfde richting wijzen: een gebrek aan gezamenlijke aanpak op basis van globale strategie. En nu de VS in de richting van Europa kijken, komt de EU in beeld. Het is duidelijk dat Frankrijk en VK de globale last voor het militaire en het politieke luik niet kunnen dragen. Dat was onmogelijk in het voormalige Joegoslavië en inspireerde destijds Tony Blair en Jacques Chirac om binnen de EU een veiligheids- en defensiebeleid op te zetten. De crisis in Irak inspireerde de Conventie om de nodige institutionele instrumenten te laten opnemen in de verdragteksten. De tekortkomingen in de aanpak van de Arabische omwentelingen in het algemeen en van de crisis in Libië in het bijzonder moeten Europa aanzetten om minder te improviseren, om preventief te handelen en uiteindelijk inhoud te geven aan de doelstellingen vervat in het verdrag van Lissabon. Dit gaat van meer gestructureerde militaire samenwerking, de uitbouw van civiel-militaire commandostructuren - vitaal voor elke operatie - tot en met het uittekenen van een globale politieke strategie voor haar internationaal optreden, met expliciete doelstellingen afhankelijk van de regio's. Het is hier dat een duurzame samenwerking met de Arabische wereld haar plaats moet vinden. Het is belangrijk dat de EU nu inhoud geeft aan haar zogenaamde strategische partnerschappen.

Opmerkelijk - helaas, zelfs - dat opnieuw de VS de aanzet geven aan de EU en aan de EU-landen om die richting in te slaan.

Inmiddels heeft Europa een onomkeerbare stap gezet met een militaire interventie waarvan de politieke aansturing nu haar richting uitgaat. Voor de onmiddellijke toekomst zal het zaak zijn om een evenwicht te houden tussen een minimale militaire voetafdruk en het beschermen van de burgerbevolking. Een evenwicht inzake het interpreteren van de resolutie 1973 en het handhaven van een brede consensus, in bijzonder met de Arabische landen, ook als de militaire fase langer aanhoudt en complexer wordt dan verhoopt. Het gaat altijd om een End State, nooit om een End Date. Bespoedigen kan enkel aan de hand van een krachtig politiek stappenplan, met een duidelijke EU-stempel. Een militaire interventie kan in een eerste fase essentieel zijn om de objectieven te bereiken. Zonder politiek kader verwordt zij zeer vlug tot een deel van het probleem. Ook dat heeft de ervaring ons geleerd.

JO COELMONT Wie? Brigadegeneraal b.d., verbonden aan het Egmont Instituut en voormalig permanent militair vertegenwoordiger bij de EU. Wat? Militair is de eerste week van de operatie-Libië weliswaar niet zonder succes, maar dat volstaat niet. Waarom? Als een globale politieke strategie ontbreekt, wordt ook het militaire luik een deel van het probleem.