EGMONT IN THE PRESS - Source : De Morgen
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1151051/2010/08/30/Waarom-het-geweld-in-Oost-Congo-niet-stopt.dhtml
30 August 2010

Waarom het geweld in Oost-Congo niet stopt

By Koen Vlassenroot and Hans Hoebeke

Koen Vlassenroot en Hans Hoebeke vragen meer druk op Congolese regering. Koen Vlassenroot en Hans Hoebeke zijn Congo-experten. Vlassenroot is verbonden aan de Conflict Research Group (UGent) en het Egmont Instituut. Hans Hoebeke is verbonden aan het Egmont Instituut.
Vijftien jaar na de start van het Congo lese conflict blijft de situatie in het oosten van het land rampzalig, schrijven Vlassen root en Hoebeke. De recente onthullingen over mensenrechtenschendingen tonen nog maar eens aan dat de druk op de Congolese overheid dringend moet worden opgevoerd
.

Opinion-phraseVorige week haalde Oost-Congo weerom het nieuws met enkele dramatische gebeurtenissen. Eerst was er de berichtgeving van een massaverkrachting door een coalitie van milities in Walikale (Noord- Kivu), enkele dagen later werd het VN-rapport gelekt waarin de mensenrechtenschendingen in de Congo in de periode 1993 - 2003 uitgebreid worden gedocumenteerd. Het bevat onder meer sterke aanwijzingen i.v.m. de Rwandese activiteiten tijdens de militaire interventie ter ondersteuning van de latere president Laurent-Désiré Kabila in de tweede helft van de jaren negentig. Hoewel maar een onderdeel van het rapport, valt vooral de verwijzing naar genocide door Rwandese troepen tijdens deze periode op, wat de druk op Rwanda slechts doet toenemen.

Hoewel tussen beide berichten geen direct verband bestaat, verplichten ze ons opnieuw tot nadenken. Vijftien jaar na de start van het Congolese conflict en ondertussen zeven jaar na de officiële beëindiging ervan, blijft de situatie in grote delen van het oosten van het land rampzalig. Vreemd genoeg richt de aandacht zich vandaag vooral op het falende optreden van de VN-missie MONUSCO, die er blijkbaar niet in slaagt de bevolking voldoende bescherming te bieden en massaverkrachtingen zoals eerder deze maand in Noord-Kivu te voorkomen. Vergeten wordt dat deze toestand vooral het falen van het huidige, democratisch verkozen, regime aantoont in het creëren van stabiliteit en het bieden van bescherming aan haar bevolking.

Het is bijzonder schrijnend dat de situatie in Oost-Congo enkel het nieuws haalt bij gebeurtenissen zoals deze in Walikale eerder deze maand. Commentatoren en media maakten ook nu weer nauwelijks enig onderscheid tussen seksueel geweld, de exploitatie van natuurlijke rijkdommen door gewapende groepen en het gebrek aan optreden van de internationale gemeenschap, en dan vooral van MONUSCO. Zoals eerder deze maand in The Guardian nog te lezen viel, zou vooral de strijd om grondstoffen de oorzaak zijn voor het veelvuldig voorkomen van verkrachting, het goedkoopste en meest efficiënte oorlogswapen. 

Dergelijke visie is niet alleen misleidend, ze is ook gevaarlijk.
Laten we even terugkeren naar wat begin deze maand in Ruvungi precies is gebeurd.  Deze regio, waar ondermeer tin en goud wordt ontgonnen, gaat al lange tijd gebukt onder het geweld van verschillende milities, die zich via gewapend optreden toegang hebben verschaft tot de exploitatie en handel van deze grondstoffen. Vreemd genoeg werken deze milities nauw samen, niet alleen onderling, maar ook met het Congolese overheidsleger en het FDLR, een militie van Rwandese Huturebellen. 

Doel van deze samenwerking is via afspraken hun belangen in de grondstoffenhandel veilig te stellen. Sommige bronnen wijzen erop dat het recente geweld mede het gevolg zou kunnen zijn van plannen tot vervanging van de lokale brigade van het Congolese leger, waardoor de huidige brigade haar economische voordelen zou zien verdwijnen. De directe betrokkenheid van het Congolese leger in de exploitatie van ondermeer tin mag niet onderschat worden en is recent enkel toegenomen door de aankomst van additionele troepen in de regio, die vooral tot een verdere militarisering van de mijnbouw heeft geleid.

Of anders gesteld: de artisanale mijnbouw is niet langer enkel het doelwit van lokale gewapende groepen. Het is vooral het Congolese leger zelf dat gesofistikeerde systemen van uitbuiting heeft geïnstalleerd, ondermeer via rechtstreekse exploitatie van mijnsites, het heffen van taksen en gedwongen arbeid.

Beperkt palmares
Dit brengt ons noodzakelijkerwijze bij de verantwoordelijkheid van de Congo lese overheid in de aanhoudende instabiliteit en geweld in het oosten van het land. De Congolese regering heeft in de vier jaar na de verkiezingen van 2006 slechts een bijzonder beperkt palmares voor te leggen als het gaat om de stabilisatie en wederopbouw van het land. Er werd nauwelijks vooruitgang geboekt in de noodzakelijke hervorming van de veiligheidsdiensten en de versterking van de operationele capaciteit van leger en politie. Er blijkt bovendien weinig animo te bestaan in Kinshasa om de situatie in het oosten op een grondige manier aan te pakken. Meer zelfs, zoals uit de situatie in Walikale blijkt, hebben delen van het leger en politie geen enkel belang bij een stabilisering aangezien dit hun directe economische belangen bijzondere schade zou toebrengen.

Dit alles creëert een bijzonder moeilijke situatie voor MONUSCO. De VN- missie wordt geacht prioritair in partnerschap met de regering te werken aan de stabilisering van het land. Maar de internationale gemeenschap heeft het in toenemende mate moeilijk om zich te positioneren tegenover het Congolese regime. Niet alleen in de veiligheidssector, maar ook in bijvoorbeeld het streven naar meer transparantie in de grondstoffensector, het verhogen van fiscale ontvangsten en het consolideren van democratisch bestuur, blijft de confrontatie met de realiteit van een op uitbuiting en corruptie gebaseerd politiek systeem een hindernis die tot op heden onmogelijk bleek om te nemen.

De ogenschijnlijke uitzichtloosheid van de opeenvolgende crises in Congo (het recent gelekte rapport van de VN-mensenrechtencommissie over de periode 1993 en 2003 plaatst de huidige gebeurtenissen nogmaals in een historisch en regionaal kader), houdt dan ook het grote risico in dat een ontmoedigde internationale gemeenschap zich in toenemende mate van Congo zal verwijderen, hierbij de bevolking aan haar lot overlatend. Hoewel de kritiek op het gebrek aan optreden van de VN-troepen in situaties als deze in Walikale terecht is, dient dan ook te worden gewaarschuwd voor de gevolgen van een debat dat zich enkel richt op de gebreken van de VN-aanwezigheid in de regio en de Congolese overheid buiten schot laat. Zowel binnen als buiten Congo hebben immers teveel actoren belang bij het discrediteren van de internationale gemeenschap om hun belangen veilig te stellen en de interventie te bemoeilijken. Waar uit het recente optreden van de VN- troepen operationele of politieke disfuncties blijken, dient te worden opgetreden. Maar minstens even belangrijk is dat de druk op de Congolese regering om eindelijk werk te maken van haar primaire verantwoordelijkheid voor de Congolese burgers wordt opgevoerd. Er kan slechts sprake zijn van volle soevereiniteit als er tekenen zijn van verantwoordelijkheid. In de aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar belooft dit echter een moeizame oefening te worden die een sterke mate van internationaal engagement zal vereisen.

De Persgroep Publishing. Alle rechten voorbehouden.