Waarom we met de grote jongens moeten spelen

De Standaard,

With the opinion of Sven Biscop.

Het defensiedebat gaat in ons land nog steeds vooral over de inzet van de militairen op straat en of dat nuttig is. Het antwoord: nee, ook al is volgens de politieke barometer een grote meerderheid van de bevolking er voorstander van (DS 16 oktober). Ook over de toekomstige gevechtsvliegtuigen wordt natuurlijk gepraat, en de vraag of de Fransen zichzelf buitenspel hebben gezet door een voorstel in te dienen buiten de gewone procedure om (DS 16 oktober). Het antwoord: niet noodzakelijk. Over de Europese context wordt er weinig gesproken. Nochtans zal die bepalend zijn en is hij volop in beweging.

 Frankrijk en Duitsland zetten de pas. Midden juli spraken ze op een bilaterale top af om voortaan alle grote militaire projecten samen op te starten, met een toekomstig gevechtsvliegtuig als blikvanger. Tegelijk legden ze een voorstel op tafel voor nauwe defensiesamenwerking in EU-verband, mede ondertekend door Italië en Spanje: ‘permanente gestructureerde samenwerking’ of Pesco. Over enkele maanden al willen ze dit mechanisme activeren.

 België heeft zich daar schoorvoetend bij aangesloten. Vreemd, want de laatste keer dat ons land de EU voor­zat, in 2010, waren wij het die Pesco wilden uitvoeren. Maar terwijl wij nadachten over hoe we dat wilden doen, dachten de meeste andere lidstaten toen: moeten we dit überhaupt wel doen? En dus is er in 2010 niets van gekomen. Nu het in 2017 wel schijnt te lukken, dankzij Frans en Duits leiderschap en de steun van de Europese Commissie, aarzelen we. We kunnen moeilijk expliciet veroordelen wat we vroeger zelf bepleit hebben, maar veel enthousiasme zie ik niet. Nochtans past Pesco volledig in de defensieplannen van de regering.

 De EU-lidstaten die eraan deel­nemen, engageren zich om 20 procent van hun defensie-uitgaven aan investeringen te spenderen. Voor landen zoals België, die twee derde of meer aan lonen uitgeven en haast geen investeringen meer doen, betekent dit natuurlijk dat de uitgaven omhoog moeten. Net zoals de strategische visie 2030 van Defensie bepaalt.

 In tegenstelling tot aan de Navo gedane beloftes zijn die EU-criteria juridisch bindend, net zoals de Maastricht-normen voor de toetreding tot de euro. In Pesco stappen, is dan ook de beste garantie dat toekomstige ­regeringen het groeipad zullen volgen dat de strategische visie heeft uitgetekend. Na de verkiezingen van 2019 terugkomen op de grote investeringen die de regering nog deze regeerperiode wil vastleggen, met name de gevechtsvliegtuigen, wordt dan zeer moeilijk.

 Voor grote multinationale projecten die de strategische lacunes van de EU als geheel aanpakken, zal de Commissie in het kader van Pesco tot 30 procent kunnen meefinancieren, van het EU-budget. Er wordt daarbij gedacht aan een gegarandeerde deelname van kmo’s. Het Europese kader beschermt dus de Belgische defensie-industrie, die vooral uit kmo’s bestaat. En ons land beslist dan natuurlijk mee over wat de prioritaire projecten zijn. Op louter Frans-Duits ­samenwerking buiten de EU om zou België daarentegen geen impact hebben.

 In feite is dit een EGKS-moment. In 1951 was België eerst ook terughoudend tegenover de Frans-Duitse plannen om kolen en staal onder een Europese autoriteit te plaatsen. Tot we beseften dat een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ons net beschermde, terwijl we anders gedomineerd zouden worden door Parijs en Berlijn.

Eén dronevloot

 Wie in Pesco stapt, verbindt er zich ook toe om met troepen of minstens met geld bij te dragen aan alle EU-operaties. Die worden sowieso bij unanimiteit beslist, maar dat houdt landen niet tegen om des­ondanks niet deel te nemen aan de operaties die ze net goedgekeurd hebben. Alvast voor de Pescolanden zal dat niet meer mogelijk zijn. Ook dat is in het voordeel van België, dat (op één uitzondering na) wel altijd heeft deelgenomen en dat ook in de toekomst wil en moet doen. In het vervolg zullen we dus op meer solidariteit van de andere landen kunnen rekenen. Zenden ze geen troepen uit, dan zullen ze minstens mee betalen voor onze ontplooiing.

 Op termijn zal Pesco leiden tot verregaande defensie-integratie. De deelnemende landen zullen uitrusting meer en meer samen ontwikkelen, bouwen en aankopen. De volgende stap is om de zo verkregen capaciteiten als één geheel te beheren in plaats van ze te verdelen onder de bijdragende landen. Eén transportvloot of dronevloot bijvoorbeeld, waarin elk land eigenaar blijft van zijn vliegtuigen of drones, maar er slechts één structuur is voor commando, bevoorrading, onderhoud en opleiding. Voor België is dat niet nieuw, want dat is precies hoe wij nu al de marinesamenwerking met Nederland organiseren.

 In functie van het toestel dat we kiezen, moeten we een partner vinden om hetzelfde te doen met onze nieuwe gevechtsvliegtuigen. Op dezelfde manier kunnen ook de Belgische para- en infanteriebataljons verankerd worden in een groter multinationaal verband, met geïntegreerde steuneenheden. Zoals generaal-majoor Marc Thys liet optekenen, denkt ook de Landcomponent aan meer Europese samenwerking (DS 17 oktober). Zo kan ons defensiebudget op de meest kostenefficiënte wijze besteed worden.

 Pesco is alleen maar positief voor de Belgische defensie. Laten we dan ook uit volle overtuiging meedoen, en niet gewoon omdat we aanvoelen dat we niet anders kunnen. Als we niet alleen formeel, maar ook mentaal in deze Europese kopgroep stappen, staan we mee aan de leiding. Anders worden we geleid.