Egmont Institute logo

De kanarie in de koolmijn van onze nationale veiligheid

Post thumbnail print

In

De geloofwaardigheid van onze defensie kalft af. Los het gebrek aan werkingsmiddelen nu op en schuif het niet door naar een volgende regering.

It was also published in French in L’Echo.

 

(Photo credit: Consillium.eu)

 

*****

De kanarie in de koolmijn van onze nationale veiligheid

De geloofwaardigheid van onze defensie kalft af. Los het gebrek aan werkingsmiddelen nu op en schuif het niet door naar een volgende regering.

Dat de zaak-Jurgen Conings de politieke gemoederen blijft verhitten hoeft niet te verbazen: als een individueel onderdeel van de gewapende macht zich tegen het eigen maatschappelijke bestel keert, is dat een acuut probleem van de hoogste orde. Defensie is het diepste fundament onder onze rechtsstaat: het instrument dat buitenlandse dreigingen op afstand houdt en samen met de politie het overheidsmonopolie op het legitiem gebruik van geweld verzekert.

Los van de zoektocht naar de man in kwestie dienen zich daarom kapitale vragen aan. Wat is er juist misgelopen? Onder welke omstandigheden is dit kunnen gebeuren? En vooral, welke beleidskeuzes bieden hierop een afdoend antwoord? Zonder op het lopende onderzoek vooruit te lopen, moet aandacht gaan naar de structurele context waarin onze defensie zich bevindt.

Ten gronde betreft deze zaak een falen van het militair commandosysteem. Elke militair zweert onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan onze grondwet en aan de militaire commandoketen, die via de koning onder politieke controle staat. Daarbij stelt de militair zich op gevaar van eigen leven en zonder stakingsrecht ten dienste van de samenleving. Door zijn daden heeft Conings zichzelf buiten dit systeem geplaatst.

Onder normale omstandigheden moeten goede veiligheidsprocedures dergelijke problemen kunnen voorkomen. Op basis van wat we nu weten, werd dit geval van groeiende insubordinatie wel tijdig door de inlichtingendiensten gedetecteerd, maar onvoldoende opgevolgd. Daarbij is zowel sprake van een gebrekkige informatiedoorstroming als van een commandobeoordeling die schromelijk onzorgvuldig is gebleken. Deze problemen hebben dan weer te maken met het gebrek aan performante communicatienetwerken onder de inlichtingendiensten, en met de ontoereikende personeelscapaciteit die onze defensie in haar geheel teistert

Kanarie

Los van deze specifieke omstandigheden is Conings ook de spreekwoordelijke kanarie in de koolmijn. Gedurende decennia hebben opeenvolgende Belgische regeringen het delicate evenwicht tussen de opdrachten en de middelen van onze defensie verwaarloosd. Verschillende defensiechefs en academici hebben dat structurele probleem herhaaldelijk aangekaart. Hoewel het falen van de commandoketen niet louter een probleem van middelen is – we zien dergelijke problemen ook elders – is deze context de belangrijkste sleutel voor preventie.

Elke langdurig verwaarloosde krijgsmacht gaat uiteindelijk cohesieproblemen vertonen. Daarbij is het risico niet dat van een staatsgreep – het Belgische officierenkorps is loyaal – maar wel dat van een ontrafeling van de gewapende macht aan de randen. Dit doet zich voor als individuele personeelsleden beginnen te twijfelen aan het functioneren van de organisatie en de slagvaardigheid voor haar kerntaken. Deze twijfel is vandaag veel te wijdverbreid om gezond te zijn.

Deze voedingsbodem voor interne veiligheidsproblemen kan worden weggenomen door defensie van een nieuw en gezond evenwicht tussen opdrachten en middelen te voorzien. Uiteraard dient de commandoketen na te gaan waar het precies is fout gelopen. In die context is het positief dat het huidige regeerakkoord reeds bijzondere aandacht had voor de beveiliging van de communicatiesystemen van het inlichtingenapparaat. Maar de commandoketen – die teruggaat tot de politieke overheid – moet over voldoende geloofwaardigheid beschikken om het vertrouwen van alle militaire personeel te behouden.

Met haar bezorgdheid over de personeelsschaarste en de maatschappelijke verankering van onze defensie geeft minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS) een goede impuls, die bovendien complementair is aan de investeringsbeslissingen van de vorige regering. Het geloofwaardigheidsprobleem van ons nationaal veiligheidsapparaat valt echter niet op te lossen met beloften die later, door een volgende regering, moeten worden waargemaakt. Het gebrek aan werkingsmiddelen moet nu worden opgelost, als we nog ergere problemen willen vermijden.

Onderzoek en ontwikkeling

Er valt ook goed nieuws te melden. De Belgische overheid heeft een engagement aangegaan om – samen met het nieuwe Europese defensiefonds – stevig in te zetten op militair onderzoek en ontwikkeling. Dit zal het stimuleren van hightech-innovatie in onze bedrijven en kennisinstellingen een forse boost geven. Het is het gebied bij uitstek waar onze Europese, federale en regionale overheden de handen in elkaar kunnen slaan.

De broodnodige heropwaardering van onze militaire installaties is ook een kans om de lokale verankering in het weefsel van Belgische kmo’s te verstevigen. Het infrastructuurpatrimonium van onze defensie moet niet alleen bestand zijn tegen moderne dreigingen, maar ook duurzaam inzake energieverbruik.

Tot slot zal het verder opendraaien van de militaire rekruteringskraan een pad openen naar meer horizontale en verticale mobiliteit op de arbeidsmarkt. In de wereld na corona zal zowel het bedrijfsleven als de overheid de militaire manier van denken – geënt op weerbaarheid, trouw en eenheid van commando – goed kunnen gebruiken. Zo gaat de herkapitalisering van onze nationale veiligheid hand in hand met de economische relance.

 

Alexander Mattelaer Vicedecaan onderzoek VUB Brussels School of Governance en senior research fellow Egmont Instituut